NACHTUUR
Ik schrijf
Zoals mijn soort dat doet
Tussen de regalia van het dagelijks leven
in een gedicht dat vertaald lijkt
Uit het Spaans
zo dwars en onschuldig

Onvoorstelbaar hoe
Op zulke nachten
Dat wat ik werkelijkheid noem
Zich opblaast;
De wekker die niet tikt
Maar kwaakt als een kikker`

Alleen de dichter blijft stil
En pelt de schillen van de uren af
Kikker, wekker, dichter,

En veracht de tijd.

(Cees Noteboom)  



Over het leven
Het leven neem je niet te licht,
je dient te leven in diepe ernst
zoals een eekhoorn doet,
zonder buiten of boven het leven iets te verwachten,
het enige wat je moet doen is leven.
Serieus moet je het leven nemen
enwel zo zeer dat je
bijvoorbeeld met geboeide handen op je rug
staand tegen de muur,
of met je grote stofbril
en je witte kiel in een laboratorium,
wilt sterven voor de mensen
enwel voor mensen die je nooit hebt gezien
enwel terwijl niemand je ertoe dwingt
hoewel je weet dat het leven het mooiste en
het puurste is dat er bestaat.
En zó serieus moet je het leven nemen
dat je op je zeventigste nog een olijftak poot
en dan niet om die je kinderen na te laten
maar omdat je ondanks je vrees voor de dood
niet in de dood gelooft
omdat het leven zwaarder weegt.

(Nazim Hikmet, Turkije)

 

Adilos
Jij werd geboren
Drie dagen lang lieten wij jou verhongeren
Niet voor er drie dagen om waren zoogden wij jou
Adilos, mijn kind
zodat je niet ziek zult worden,
zoals ze zeggen.
Zo zegt ons gebruik
Neem nu de borst
Groei terwijl je kunt
Er zijn adders en duizendpoten
Ons maal en ons brood
neem ze waar
en grijp ze
Door ze te grijpen, groei
Dat is waardigheid
die ons in het stamboek toegeschreven is
en geduld
uit gif getrokken
Grijp ze,
en door ze te grijpen, groei.
(Ahmet Arif)

Over Hugo de Groot
Baltisch meir! ô storm! ô strant!
Helaes! waar is De Groot gebleven.
Die voor de schipbreuck van zijn leven,
Zelfs onder 't opgeheven zwaert,
't Gezicht des Doots braveerde; en stercker
Dan stael, voor eeuwigheit van kercker
Noch bittren laster was vervaert?
Twee kisten bergden Huig de Groot,
d'Een levendig: maer d'ander doot.

(Vondel, 17. eeuw)

VANNACHT
Vannacht heb ik in mijn droom mijn gazelle gezien.
De meisjes waren je zo onstuimig aan het beminnen geweest
Dat je dieprood geworden rozenroze lichaam
Je dieprood geworden rozenroze lichaam
Terechtgekomen leek in het bloed van judasbomen
Dat de jongste toren van een sterrenvesting
De jongste toren van een sterrenvesting
In een peilloze diepte leek gevlogen
Uit de grijsblauwe ogen van de hemel
Uit de grijsblauwe ogen van de hemel
Was een druppel gevallen, een vuurtoren
Hoedt met zijn stralen de herderloos
Achtergebleven velden met sjilèkatoen


(Can Yucel, Turkije)


Wat baat ons
Wat baat ons democratie
als staatkundig pakpapier
voor een verziekte mentaliteit
die slechts verdeeldheid
en zelfzucht nastreeft.

Wat baat ons ontwikkelingshulp
als welvaartsetiket
voor een chronisch onvermogen
dat slechts voortkomt uit miskenning
van eigen, gezamenlijk kunnen.

Wat baten ons mensenrechten
als wettelijke verzekering
voor een ontoereikend bewust zijn
van ons zelf,
in relatie tot de medemens.

Ook al was nooit voorzien
dat wij als volk zouden bestaan,
laten wij elkaar omhelzen
en onze verantwoordelijkheden
jegens elkaar en dit land
nu eindelijk onderkennen.


© Kenneth L. Rellum
Uit de bundel “Momenten van Zelfherkenning”

 


 

Stille markt
I
k ben een klant
In het warenhuis Rotterdam
Marlboro reclame
Mijn ontbijt `s ochtends
Bij mijn bushalte
Mijn hemel
Gigantische prijsborden.
Vrolijk   ontluiken  de muren van mijn warenhuis
Wanneer de zon straalt  op  de aanbiedingen
Die voor mij bedoeld zijn
Gratis glimlachen de verkoopsters

Mijn warenhuis is in cijferstijl
Van  een cijfer-merk ,haar waren,
In haar restaurants en cafés
Eenzaamheid in lange rijen

Over de afdelingen wordt iedere dag
Kalmerende muziek losgelaten
Een berekende, wiskundige harmonie
Rijmt op de lachenden vanuit de etalages,
Lacht om de bewoners van de roltrappen
Goden leiden de verkoop
Personeelschefs en pijlen
Brengen iedere behoefte naar zijn eigen markt
Het leven bevindt zich in de boodschappentas
Mijn warenhuis, elke dag een feestelijke dans

In de tuin een kastanjeboom
Waar de klanten na sluitingstijd langsgaan
Waar  `s avonds aan de voet het gebabbel valt
Dat de geliefden komen oprapen
 
In het water huiveren zijn takken
Zijn groen waait naar onze fluiten
Terwijl de vlam van morgen
In de hemel daalt
Knikkebolt onze kastanje
Iets verder staat de bushalte waar ik overnacht
De enige uitgang van het warenhuis
Of ik drink, of ik tel de sterren
Ik droom niet
‘s Ochtends word ik met angst wakker
Gooi de wekker naar de Marlboro-reclame
 
Waarom komt de dag alweer opnieuw op
Vraag ik mij af
Wanneer de chagrijnige wolken
Alweer in mijn portemonnee  vallen
Kortademig word ik
Zelfs aan de voet van de kastanje kan ik niet neervallen
Alle wegen leiden naar de toonbank
 
Een klant ben ik
‘s Nachts tel ik de sterren
Overdag,   de centen

In het warenhuis Rotterdam
Blijf ik rennen
Van  de ene waar naar de andere
In mijn eentje

(Ali Develioglu)


 

MEVLANA
What is to be done, O Moslems? for I do not recognize myself.
I am either Christian, nor Jew, nor Gabr, nor Moslem.
I am not of the East, nor of the West, nor of the land, nor of the sea;
I am not of Nature's mint, nor of the circling' heaven.
I am not of earth, nor of water, nor of air, nor of fire;
I am not of the empyrean, nor of the dust, nor of existence, nor of entity.
I am not of India, nor of China, nor of Bulgaria, nor of Saqsin
I am not of the kingdom of 'Iraqian, nor of the country of Khorasan
I am not of the this world, nor of the next, nor of Paradise, nor of Hell
I am not of Adam, nor of Eve, nor of Eden and Rizwan.
My place is the Placeless, my trace is the Traceless ;
'Tis neither body nor soul, for I belong to the soul of the Beloved.
I have put duality away, I have seen that the two worlds are one;
One I seek, One I know J One I see, One I call.
He is the first, He is the last, He is the outward, He is the inward;
I know none other except 'Ya Hu' and 'Ya man Hu.'
I am intoxicated with Love's cup,
the two worlds have passed out of my ken;
I have no business save carouse and revelry.
If once in my life I spent a moment without thee,
From that time and from that hour I repent of my life.
If once in this world I win a moment with thee,
I will trample on both worlds, I will dance in triumph for ever.
O Shamsi Tabriz, I am so drunken in this world,
That except of drunkenness and revelry I have no tale to tell.
(MEVLANA Jelal al – din Rumi. 13. eeuw. Turkije)


               
© 2003-2008 www.sahne.nl,Inc.
All Rights Reserved webmaster<<>>cemodogan@hotmail.com